
Biologische afbreekbaarheid verwijst naar het vermogen van natuurlijke processen om organische stoffen af te breken tot basismaterialen zoals water, koolstofdioxide en biomassa. Dit proces wordt uitgevoerd door micro-organismen zoals bacteriën en schimmels, die chemische verbindingen omzetten in hun componenten. Voor milieubeheer, maar ook voor consumenten en producenten, is het belangrijk om te weten of een product of stof biologisch afbreekbaar is. Dit bepaalt of het schadelijk kan zijn voor het milieu als het in de natuur terechtkomt.
De OECD 301-richtlijn is een standaard ontwikkeld door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OECD) om te beoordelen hoe snel en volledig een stof biologisch kan worden afgebroken.
Wat houdt de OECD 301-richtlijn in?
De OECD 301-richtlijn bestaat uit zes verschillende tests (A-F), elk bedoeld om te bepalen hoe “biologisch afbreekbaar” een bepaalde stof is binnen 28 dagen. Deze tests beoordelen verschillende zaken, zoals zuurstofverbruik, de afbraak van organische koolstof en de koolstofdioxideproductie. De tests zijn ontworpen om te kijken wat er gebeurt in rivieren en meren, en zijn bedoeld om een snelle indicatie te geven of een stof door micro-organismen kan worden afgebroken.
Elke test, dus A tot F, is opgesteld voor bepaalde soorten stoffen, afhankelijk van hun oplosbaarheid, vluchtigheid of chemische samenstelling.
De verschillende testen van de OECD 301-richtlijn
Hieronder vind je een kort en behoorlijk technisch overzicht van de A tot F testen van de OECD 301-richtlijn:
- OECD 301A (DOC Die-Away Test): Deze test is ideaal voor stoffen die goed oplossen in water. Deze test meet de afname van opgeloste organische koolstof in water, wat aangeeft hoe snel micro-organismen de stof afbreken.
- OECD 301B (CO₂ Release Test): Deze test meet de hoeveelheid koolstofdioxide (CO₂) die vrijkomt tijdens het afbraakproces en is vooral nuttig voor stoffen zoals oliën en vetten.
- OECD 301C (MITI Test): In deze test wordt het zuurstofverbruik van micro-organismen gemeten tijdens het afbraakproces. Deze test is vooral geschikt voor producten die afbreken in zuurstof.
- OECD 301D (Gesloten Fles Test): Deze test wordt gebruikt voor stoffen die slecht oplossen in water en meet de zuurstofafbraak in een gesloten fles.
- OECD 301E (Gemodificeerde DOC Die-Away Test): Dit is een aanpassing van test A en is geschikt voor moeilijk oplosbare of geabsorbeerde stoffen.
- OECD 301F (Gesloten Respirometer Test): Deze test meet zowel het zuurstofverbruik als CO₂-productie en is geschikt voor slecht oplosbare of vluchtige stoffen.
In al deze tests wordt gekeken of een product voor zo’n 60-70% biologisch is afgebroken binnen 28 dagen. Dit wordt beschouwd als een ‘snelle’ afbraak. Dit betekent dat het product waarschijnlijk geen langdurige impact op het milieu zal hebben als het terecht komt in onze rivieren, meren of zeeën.
Waarom is bioafbreekbaarheid belangrijk?
Bioafbreekbare producten en chemicaliën spelen een belangrijke rol in het minimaliseren of terugbrengen van vervuiling. Ze worden sneller en meer afgebroken, waardoor ze minder schade toebrengen aan ecosystemen en minder lang in het milieu blijven. Niet-bioafbreekbare stoffen, zoals sommige plastics, kunnen daarentegen vele jaren blijven bestaan en leiden tot problemen zoals microplastic vervuiling.
Conclusie
Bioafbreekbaarheid is een belangrijke maatstaf om te bepalen hoe milieuvriendelijk een product is. Stoffen die voldoen aan deze normen worden als veilig beschouwd voor gebruik in producten die in het milieu terecht kunnen komen. De tests uit de OECD 301-reeks bieden bedrijven en regelgevers een goede en eenduidige manier om de milieu-impact van chemicaliën en gebruikte materialen te bepalen.
En nog belangrijker, het helpt de consument om duurzame(re) producten te kiezen die minder schadelijk zijn voor het milieu.
Gebruikt beeldmateriaal: creative commons license, door Meanwell Packaging.